naar de startpagina
historie
opzet
muziek
koor en
orkest
tekst MP
evangelie
Mattaeus
start MP

[ stop muziek ] [ terug ]

De historie van de Matthaeus Passion

Deze pagina gaat over

Ontstaan van de Matthaeus Passion.

In de Lutherse traditie werd in de vesper(middag)dienst op Goede Vrijdag het lijdensverhaal voorgelezen. 
Sinds Bachs' voorganger Kuhnau werd dit in de Thomaskirche vanaf 1721 op muzikale wijze gedaan.

Bachs' opdracht in Leipzich was voor de Thomaskerk en de Nicolaikerk geestelijke muziek te componeren
en uit te voeren. Voor de zondagen en voor alle kerkelijke feestdagen (zie kerkelijk jaar). 
In 1724 en 1725 bracht hij zijn Johannes Passion ten gehore. 

Wanneer de eerste? De Köthener Trauermusik.

Niet zeker is wanneer Bach zijn eerste Matthaeus Passion uitvoerde. Lang werd gedacht in 1729. Toch is men er nu van overtuigd dat dit in 1727 was. 
In deze discussie speelt een ander muziekstuk een rol: de Köthener Trauermusik. Dit was een muziekstuk dat Bach in opdracht maakte voor de rouwdienst van zijn overleden voormalige werkgever: vorst Leopold van Anhalt-Köthen. Deze overleed in november 1728. 

De rouwdienst was op 24 maart 1729. De Matthaeusuitvoering op Goede Vrijdag 15 april 1729. 
De muziek van de  rouwdienst is niet bewaard gebleven, de tekst wel. Onderzoek wijst uit dat de muziek voor de rouwdienst een aantal delen bevat die overeenkomen met de muziek in "de Matthaeus". 
Het was bekend dat Bach "parodieerde" (= eigen muziek hergebruikte voor andere muziekstukken). In het algemeen nam men aan dat hij dat meestal van wereldlijke naar geestelijke muziek deed. Niet andersom. 
In dit geval moet dat echter wèl zijn gebeurd. 
Of hij heeft zijn Matthaeus Passion van 1729 gebaseerd muziek die hij voor de Trauermusik schreef (en was er eerder dus geen MP-versie). 
Of hij heeft delen van de Trauermusik toch gebaseerd op muziek van de eerdere Matthaeusversie van 1727. 

[ naar boven ] [ terug ]

Vier uitvoeringen. Steeds aanpassingen.

Voor zover nu bekend heeft Bach de Matthaeus vier keer uitgevoerd: 
in 1727, 1729, 1736 en (de laatste keer) in 1740.
Hij paste en herschreef het stuk voor elke uitvoering. De enige volledige versie die daarvan is overgebleven versie is die van 1736. Die horen we nu dus.
Tussen de uitvoering van 1729 en 1736 voegde hij onder meer vier koralen toe en het slotkoor van het eerste deel. Dat koor "O mensch bewein dein Sünde gross ..." had hij aanvankelijk gecomponeerd en gebruikt als openingskoor van de Johannes Passion, maar voegde hij later in de Mathhaeus. Verder veranderde hij de bezetting van de twee orkesten en de toewijzing van aria's aan solisten van het ene of het andere koor.  

Vergeten en weer ontdekt

Na zijn dood raakte Bach in vergetelheid. De naam Bach werd eerder geassocieerd met die van Carl Philipp Emanuel dan met Johann Sebastian. Het is aan Mendelssohn te danken dat de Matthaeus weer ten gehore kwam. Diens leraar Zelter was reeds eerder begonnen aan een herwaardering van Bach, maar de uitvoering van de Matthaeus door Mendelssohn gaf de definiteve stoot aan een ware Bach-revival tijdens de romantiek.  
Het gebeurde ruim honderd jaar na de eerste en bijna 90 jaar na de laatste Matthaeus-uitvoering: op 11 maart 1829 in de Sing Akademie in Berlijn. Het was een risico en werd een overweldigend succes.
Mendelssohn had het stuk overigens qua muziek, tekst en instrumentatie behoorlijk aangepast aan de romantische uitvoeringspraktijk van die tijd. Omdat hij het te lang vond duren voor het publiek van die tijd haalde hij er enkele koralen en aria's uit. De uitvoering was in de daaropvolgende jaren op diverse plaatsen in Duitsland te horen. In 1841 herhaalde Mendelssohn de uitvoering voor het laatst: in de Thomaskirche te Leipzich.

[ naar boven ] [ terug ]

Bach weer in aandacht

Honderd jaar na zijn overlijden -in 1850- werd de eerste Bachvereniging in Duitsland opgericht: das Bach-Gesellschaft". Deze beijverde zich om de werken van Bach weer te verzamelen en uit te geven. 
Tussen 1851 en 1899 kwam de "Kritische Gesamtausgabe der Werke von J.S. Bach" uit.
In 1900 werd de "Neue Bach-Gesellschaft" in Duitsland opgericht.

Uitvoering volgens Bach en authentiek uitgevoerd

 In 1912 werd de Matthaeus weer volledig en volledig volgens de partituur van Bach uitgevoerd.
Daarna ging men zich oriënteren op authentieke uitvoering: in 1925 en 1931 werden uitvoeringen gegeven met een originele "Bachiaanse" orkestbezetting.
Vanaf de vijtiger jaren werd de interesse voor, het onderzoek naar en het experiment met de authentieke uitvoeringspraktijk gemeengoed onder Bachmusici.

[ naar boven ] [ terug ]

Bach en de Matthaeus in Nederland

In 1850 wordt ook in Nederland een Bachvereniging opgericht. Deze houdt het een paar jaar uit.

Vanaf 1857 wordt Bach opgenomen in het programma van de abonnementsconcerten in het Amsterdamse Felix Meritas.

In 1868 wordt er opnieuw een Bachvereniging opgericht.

Op 22 april 1870 : de eerste uitvoering van de Matthaeus Passion door het Toonkunstkoor en het orkest Eruditio Musica onder leiding van Woldemar Bargiel. Dezelfde samenstelling brengt in 1876 de eerste Johannes Passion en in 1891 de Hohe Messe.

In Utrecht is in 1880 voor het eerst het Weihnachtsoratorium te beluisteren.

In 1899 dirigeert Willem Mengelberg de eerste Matthaeus Passion uitvoeing in het Concertgebouw. Het begin van een ruim honderdjarige traditie.

De (huidige) Nederlandse Bachvereniging wordt in 1929 opgericht door dirigent Johan Schoonderbeek. 
In 1929 start de Naardense Matthaeus-traditie met de eerste uitvoering.
De legendarische Anton van der Horst dirigeert in 1931 zijn eerste uitvoering in Naarden. Er zullen er tot 1964 nog 32 volgen. Zijn opvolger Charles Wolff doet dit 19 keer van 1965 tot 1983. Daarna besloot de Bachvereniging in principe ieder jaar een andere dirigent voor de Matthaeus te vragen.

Dichter Jan Engelman krijgt in 1948 van de minister de opdracht om een vertaling te maken van de Matthaeus-Passionstekst.

Historisch voor de erkenning en ontwikkeling van de historische uitvoeringspraktijk in Nederland waren de uitvoeringen door het concertgebouworkest onder leiding van Nicolaus Harnoncourt rond 1980.

Een aardige beschouwing over de Matthaus Passion en haar geschiedenis vond ik in de Groene Amsterdammer van 31 maart 1999.

[ naar boven ] [ terug ]