Uit: De Groene Amsterdammer van 31 maart 1999

[ terug ]

Verliefd op Matthäus

Een kip met gouden eieren, dat is de 'Matthäus Passion'. Alleen al in het Concertgebouw zijn er zeven te horen. En voor de doeners is er ook nog de 'Meezing Matthäus'. Waarom is Bachs meesterwerk uitgerekend in Nederland zo krankzinnig populair?

door Jacqueline Oskamp

'HET WAS ZO aangrijpend dat ik bij sommige stukken mijn ogen niet droog hield. Het is zo'n enorme deceptie als Jezus tot driemaal toe door Petrus, zijn beste leerling en vriend, verloochend wordt. Mijn keel kneep zich dicht. Wat zijn we toch een kleine mensjes.' Zo verwoordt Marlies Wijnen het drama dat zich in de Matthäus Passion afspeelt. Wijnen was een van de honderden zangers die begin maart in de Amsterdamse Moses en Aäron Kerk haar opwachting maakte voor de Meezing Matthäus, een evenement dat vorig jaar voor het eerst werd georganiseerd.
De Meezing Matthäus kan met recht beschouwd worden als de kroon op een diepgewortelde Matthäus-traditie. Elke week voor Pasen staat heel Nederland op zijn grondvesten te schudden wanneer tot in de kleinste dorpjes aan toe het furieuze 'Sind Blitze, sind Donner' en het smartelijke 'Wir setzen uns mit Tränen nieder' in de kerken opklinkt.
Ze zijn niet aan te slepen, de Matthäussen. Alleen al in het Concertgebouw klinken er achtereenvolgens zeven stuks. De Meezing Matthäus lijkt meer bestemd voor de doeners. 'Het is een verdomd lange zit', vindt Marlies Wijnen. 'Meezingen houd je beter vol. Ik vind het een prachtig stuk en ik vind het heerlijk om thuis met een cd'tje mee te blèren. Het leuke van de Meezing Matthäus is dat men niet voor het sjiek komt maar voor de lol. Zoveel mensen bij elkaar in opperste concentratie, dat is prachtig. En het geluid komt van alle kanten over je heen rollen, driedubbel stereo.'
Vanuit het hele land, van Enschede tot Heerlen, komen amateurzangers naar Amsterdam. Het is een sociaal gebeuren bij uitstek. 'Er vindt een complete verbroedering plaats', aldus Wijnen. Verspreid door de Moses en Aäron Kerk staan echte zangers aan wie de amateurs zich kunnen optrekken. Meezinger Hettie Krapels raakte desondanks in de war. Krapels: 'Ik was ingedeeld bij de tweede sopranen, maar aan de overkant van het gangpad zaten de eerste sopranen en die gingen er zo fel tegenaan dat ik per ongeluk met hen mee ging zingen. Een buurvrouw siste me toe: "U bent wel tweede sopraan hoor!"('

HET GEVOEL BOVEN jezelf uitgetild te worden - dat is de sensatie die het gezamenlijk zingen geeft. 'Alsof je collectief verliefd bent', zegt Marlies Wijnen euforisch. Hettie Krapels verwoordt het ambivalenter: 'Ik kreeg een heftig emotioneel gevoel. Het riep bij mij veel herinneringen aan vroeger op, want wij hoorden het stuk altijd thuis. Maar die massaliteit beangstigde mij ook. Ik ben als niet-katholiek opgegroeid in Limburg en er kwam een raar gevoel bij me op: "Begrijp ik eigenlijk wel wat ik hier sta te zingen? Het is tenslotte wel hel en verdoemenis, die Matthäus."('
Is het groepsgevoel uniek voor de Matthäus Passion? Constant Meijers, organisator van de Meezing Matthäus, moest terug denken aan de trancendentale ervaring die hij ooit had bij een concert van Bob Marley. Meijers: 'Die reggae heeft een heel inspirerend ritme. Op een gegeven moment hadden we allemaal het gevoel boven de aarde te zweven. Eerst zaten we met z'n allen, maar opeens ging iedereen staan. En alsof dat nog niet genoeg was ging even later iedereen boven op z'n stoel staan. We moesten, ook fysiek, steeds hoger.'
Tijdens de Meezing Matthäus is staan verboden, zo melden de Tien Geboden van de Meezing Matthäus onder punt 3. Ondanks of dankzij deze spelregels is het initiatief zo'n doorslaand succes dat het over het hele land navolging krijgt. Om die reden heeft Constant Meijers de naam 'Meezing Matthäus' officieel laten deponeren; als andere steden er een zooitje van maken gebeurt dat niet onder zijn vlag. Door te werken met een professionele dirigent, ervaren zangers en steunzangers van het oratoriumkoor Excelsior probeert hij een bepaalde kwaliteit te garanderen.
Wanneer de Meezing Matthäus begin maart het spits afbijt, zijn de andere koren nog volop aan het repeteren. Jettie Heemskerk is vijftien jaar lid van Excelsior en sinds negen jaar ook voorzitter van het bestuur. Ze vertelt dat de animo om steunzanger voor de Meezing Matthäus te zijn zo groot was dat er al snel een wachtlijst ontstond. Het gaat vooral om het gevoel van de Matthäus, vindt ze. Heemskerk: 'Je moet niet kijken naar de kwaliteit. Er wordt niet naar volmaaktheid gestreefd zoals bij ons optreden in het Concertgebouw. Daar moet elke noot zuiver zijn.' En Excelsior kan dat, meldt ze vol trots. 'Ik wil niet pochen, maar van de niet-professionele koren brengen wij de mooiste Matthäus, samen met het Toonkunstkoor.'
Toch krijgen de koorleden tijdens de laatste repetitie op hun donder. Een week eerder in Nijkerk is het koor meermalen uit de bocht gevlogen. 'Thijs gaat jullie flink de oren wassen', waarschuwt Jettie Heemskerk. Dirigent Thijs Kramer doet denken aan een door de wol geverfde schoolmeester die zich gewapend met een onuitputtelijke stroom grappen door de grootste chaos heen slaat. Omdat hij het stuk niet wil 'doodrepeteren' worden alleen de riskante passages doorgenomen. De inzetten moeten gelijker en subtieler, de uitspraak van het Duits wordt hier en daar opgekalefaterd. ('Schla-fèn in plaats van schla-fun'). Ook het melisme 'schla-ha-ha-ha-fen' kan mooier: 'Niet alsof er een spijker in je matras zit!' En hij hamert op de zuiverheid van de stemmen: 'Denk niet, o, het is mijn buurvrouw. Nee, je moet het kwaad in jezelf zoeken.'
Ondanks de melige ondertoon van de repetitie wordt er met toewijding en overgave gezongen. Dat dit oratoriumkoor zichzelf wel degelijk serieus neemt, blijkt even later wanneer Jettie Heemskerk aan de huishoudelijke mededelingen begint. Niet alleen passeren de hoge consumptieprijzen in het Concertgebouw de revue, ook vertelt zij welke koorleden na de Matthäus niet meer zullen terugkeren. Er valt een pijnlijke stilte, want het betreft twee dames die sinds jaar en dag lid zijn en zich met liefde voor de organisatie hebben ingezet. Bij het verplichte driejaarlijkse voorzingen zijn ze te licht bevonden. Het huilen staat ze nader dan het lachen. Een bloemetje moet het leed verzachten.

DE MATTHÄUS is 'een reli-hit', schrijft Martin van Amerongen in het boekje Zijn bliksem, zijn donder. Toch blijft de belangstelling van de rest van het land achter bij die van Amsterdam. Jettie Heemskerk vertelt dat het optreden in Nijkerk slechts een halfvolle zaal opleverde. Ook heeft zij onderzoek gedaan in het buitenland: in België prefereert men de Johannes Passion, in Engeland houdt men het op de Messiah van Händel. In Nederland strekt de populariteit van de Matthäus zich uit tot Het Kruidvat waar De mooiste aria's en koren verkrijgbaar zijn voor de afbraakprijs van ƒ4,29.
Dit jaar worden de gelederen bovendien versterkt met een Matthäus uit Hongarije. Impresario Rob Groen die het Kodály Koor en het Budapest Symfonie Orkest onder leiding van Tamás Gál naar Nederland haalt, heeft een ijzeren vertrouwen in het succes. Niet alleen omdat het Kodály Koor 'schitterend' zingt, maar ook omdat alle overige Matthäussen uitverkocht zijn. Groen: 'In Amsterdam loopt de verkoop heel goed, in andere plaatsen is het behoorlijk bikkelen om de zalen vol te krijgen.' De Matthäus Passion is een kip met gouden eieren, zo heeft Rob Groen zich (te) laat gerealiseerd. Groen: 'Ondanks het feit dat het Concertgebouw haast onbetaalbaar is (20.000 gulden huur per avond - jo) is het erg lucratief. Ik heb eigenlijk geen idee waarom, want anders was ik er wel eerder aan begonnen.'
Het is zeker geen provinciale uitvoering die de Hongaren brengen, vertelt Rob Groen. Dirigent Tamás Gál heeft zich terdege verdiept in de opvattingen van oude muziekspecialisten als Ton Koopman en Philippe Herreweghe, en hij werkt met een moderne kleine bezetting. Het wordt Gáls eerste Matthäus. 'Net als Chailly', voegt Rob Groen er fijntjes aan toe.
In kringen van Matthäus-kenners en muziekcritici zijn de ogen inderdaad gericht op Riccardo Chailly die dezer dagen zijn Matthäus-debuut maakt. Daarmee sluit hij aan bij een honderdjarige traditie: precies een eeuw geleden dirigeerde Willem Mengelberg voor het eerst de Matthäus Passion met het Concertgebouworkest.
In het Matthäus-jubileumboek van het Concertgebouworkest vertelt Chailly dat hij eerst Mendelssohn heeft bestudeerd, de componist die in de negentiende eeuw de Matthäus voor het eerst weer op de planken heeft gebracht. Met beide benen in de romantiek meende Mendelssohn de dramatische lijn te moeten benadrukken door tal van delen te schrappen. Coupures die Mengelberg op zijn beurt overnam. Chailly heeft alle versies, inclusief de zogenaamde authentieke uitvoeringen bestudeerd. Hij pleit voor een emotionele, expressieve uitvoering: de innerlijke tragedie van de mens staat voorop.
Uit respect voor de tekst heeft Chailly twintig jaar gewacht met een uitvoering: 'De tekst uit de bijbel in combinatie met de kracht van Bachs muziek intimideerde mij. Ik heb mij er niet eerder aan gewaagd omdat ik vind dat een dirigent de muziek in zekere zin geweld moet aandoen. Hij moet de geestelijke kracht hebben om de compositie zijn wil op te leggen.'
Chailly roemt het Concertgebouworkest vanwege zijn verfijnde beheersing van het spelen in barokstijl op moderne instrumenten. 'Dat is een unieke cultuurschat voor Amsterdam en een van de beweegredenen om die traditie in ere te herstellen.' In tegenstelling tot Mengelberg die de Matthäus met ware monsterbezettingen uitvoerde, hanteert Chailly een koor van zestig zangers en een jongenskoor van twintig knapen. En er zijn meer verschillen: 'Anders dan Mengelberg zie ik mijzelf als dirigent van de Matthäus Passion niet in een priesterlijke rol. De interpreet is het medium en draagt de emotie van de muziek over op de luisteraar.'

DE LEGENDARISCHE uitvoering door Mengelberg op 8 april 1899 was niet de eerste Matthäus Passion in Nederland. In Rotterdam kwam het stuk al in 1870 onder leiding van Woldemar Bargiel tot klinken. Vier jaar later vond de Amsterdamse première plaats door het Toonkunstkoor en het Parkorkest, gedirigeerd door Johannes Verhulst. 'Heilige plechtige ernst maakte zich van ons meester, toen de eeuwige schoonheden van het reuzenwerk zich aan ons geestelijk oog voordeden', sprak de recensent van het Algemeen Handelsblad. Een deel van het publiek dacht daar anders over. Ondanks de coupures duurde het velen te lang en tijdens het slotkoor stommelden zij de zaal uit. De overlevering vermeldt dat Verhulst zich in tranen omkeerde en riep: 'Menschen, wat doen jullie nou, nou loopen jullie weg bij het mooiste keur, dat er ooit geschreven is!'
Vijftien jaar later was de beurt aan Mengelberg. Alleen al op papier ziet zijn uitvoering eruit als een vloek in de kerk. Hij trommelde een groot orkest op, het koor telde zo'n 450 leden, hij gebruikte een romantisch orgel, een piano in plaats van basso continuo, klarinetten in plaats van oboe da caccia en oboe d'amore, en geen luit of viola da gamba. In navolging van Mendelssohn kortte hij het stuk genadeloos in.
De reacties waren gemengd. Naast veel complimenten barstte ook gelijk de discussie los. Met name het mega-koor stuitte op veel verzet. Overigens bleef Mengelberg in de daaropvolgende jaren experimenteren met allerlei aspecten van het stuk en de bezetting. Maar de toon was gezet. Elk jaar doopten de recensenten de pen in vitriool. Matthijs Vermeulen bijvoorbeeld, die in 1916 het legendarische trage tempo van Mengelberg aan de kaak stelde: 'Reduceer het Christus-tempo tot eene normale "wijding" en goddelijkheid (die niet onafscheidelijk is van traag gezang) en gij wint tijd genoeg om een groot gedeelte der coupures weer in te lasschen.'
'Een artistieke daad van beteekenis' en 'grandioos van schoonheid en perfectie' - dat waren de complimenten die Mengelberg eveneens incasseerde. Anderen vroegen zich af of een muzikaal kunstwerk 'als een biefstuk is, waar men ter wille van iemand met een zwakke maag, een gedeelte kan afsnijden?'
De eerste daad van de Nederlandse Bachvereniging, die vanaf 1929 de Matthäus Passion in de kerk van Naarden uitvoerde, was dan ook de complete versie ten gehore te brengen. De Matthäus in Naarden zou in de loop der jaren steeds meer de ontwikkelingen in de oude-muziekpraktijk volgen. Maar aanvankelijk waren de verschillen tussen Amsterdam (Mengelberg) en Naarden (Anthon van der Horst) niet zo groot omdat gebruik werd gemaakt van dezelfde musici (Concertgebouworkest) en solisten. De zangeressen hadden het monopolie op de Passion, zo vertelt de befaamde alt Annie Hermes. 'Op een gegeven moment werden de Passion-data naar mijn agenda samengesteld. Ik weet nog, ik moest 'm eens met Jo Vincent in Groningen zingen, en dezelfde dag in Naarden. Toen zijn we teruggevlogen vanaf Eelde. Jo zei: als er nou toch wat met dat vliegtuig gebeurt, dan gaat er geen Passion meer door. En ik zei: nee, dat is waar.'

CHARLES VAN TASSEL is een door de wol geverfde Christus. Hij zingt de rol al twintig jaar en is zo'n honderd keer aan het kruis genageld ('Hoe dat gebeurt hangt af van de uitvoering'). Hij legt uit dat het een moeilijke rol is omdat elk woord een andere expressie moet hebben: 'Je mag als Christus niet lelijk zingen, maar als je alleen maar mooi zingt wordt het weer saai. Ook de balans tussen zingen en spreken luistert heel nauw.'
Welk effect heeft het zingen van een zo dramatische rol op een zanger? Je kunt niet te veel afstand nemen, geeft Van Tassel toe. 'Het heeft iets van een Lehrstück, je gaat steeds meer begrijpen van de theologische bedoelingen van Bach. Door de confrontatie met de muziek kom je steeds dichter bij de inhoud. Je wordt niet zelf gelovig maar je gaat wel beter begrijpen wat geloven betekent. Een empathisch gevoel.'
Zelf van Amerikaanse afkomst heeft Van Tassel zich altijd afgevraagd wat de reden van de Matthäus-cultus in Nederland is. Een echt antwoord heeft hij niet gevonden. 'Het is opvallend dat amateurkoren in Duitsland bescheidener zijn en meestal de Johannes Passion doen die niet dubbelkorig is en korter. Maar dat kan ook te maken hebben met het feit dat het daar vaak in kerken zonder wc wordt uitgevoerd. In Nederland is ooit een imitatie van Mengelberg ontstaan, wat een competitie over de juiste opvatting in de hand werkte. Maar op een zeker moment is er geen verklaring meer, dan is het gewoon een gegeven.'

NAARDEN is voor de fijnproevers. Wat Bayreuth voor Wagner is, is Naarden voor Bach. De ware geest. Anthon van der Horst werd op handen gedragen. Hij werd geroemd om zijn sobere opvatting en strakke lijnen tegenover de 'wierook en zoete geuren' van Mengelberg. In 1965 werd hij opgevolgd door Charles de Wolff, een dirigent met een omstreden reputatie. De Wolffs stokpaardje was tempo. Hij ging er prat op de snelste Matthäus in Nederland op zijn naam te hebben staan.
Na zijn conflictueuze vertrek in 1983 werd Naarden de tempel van oude-muziekspecialisten als Ton Koopman, Jos van Immerseel en de huidige artistiek leider Jos van Veldhoven. Tot groot ongenoegen van de vedettes van weleer. In het boekje Het geheim van Naarden dat bij het 65-jarig bestaan uitkwam, stelt Jo Vincent dat ze 'er tegenwoordig maar een potje van maken'. Collega Erna Spoorenberg fulmineert: 'Alsof ze een privé-telefoonlijn met Bach hebben.'
Ruding, Vonhoff, Lubbers, Kok, Bolkestein, Vredeling - elke politicus die wil laten zien dat hij niet helemaal van de straat is, maakt geregeld de bedevaart naar Naarden. Goede Vrijdag is de dag van de society, de dag dat de crème de la crème van politiek en bestuurlijk Nederland zijn beste culturele beentje voorzet. Vroeger bereikte een foto van de socialist Den Uyl die gebroederlijk naast de KVP'er Schmelzer op de kerkbankjes zit, nog de voorpagina. Terecht noemt Van Amerongen de Matthäus een 'interconfessioneel standbeeld': alleen tijdens dit ruim drie uur durende oratorium bestond de verzuiling even niet. Tegenwoordig is het een verantwoord uitje voor het kabinet, waarmee de Nederlandse Bachvereniging op haar beurt weer kapitaalkrachtige sponsors aan de haak slaat.
Hoe komt het dat de Matthäus Passion zo'n onweerstaanbare aantrekkingskracht heeft op politici? Jos van Veldhoven: 'Politici vertellen mij vaak dat ze het fantastisch vinden om een dag niet te werken en in zo'n monumentale kerk naar zulke indrukwekkende muziek te luisteren. De sfeer is heel bijzonder.'
Als artistiek leider stelt hij zich de opgave de uitvoeringstraditie levend te houden. Van Veldhoven: 'Dat is heel moeilijk omdat de musici het stuk vaak uitentreuren gespeeld hebben. Maar ook bij het publiek is weinig spontaniteit merkbaar. Om routine te vermijden nodig ik vaak dirigenten uit die het stuk niet eerder gedaan hebben. Ton Koopman, Ivan Fischer en René Jacobs maakten hier hun debuut. Dit jaar heb ik een jonge dirigent uit Dresden gevraagd, Hans-Christoph Rademann. We hebben nog niet eerder iemand gehad die zo vertrouwd is met de taal en met de streek waar Bach woonde. Hij heeft een heel pure opvatting en zijn repetities met het orkest hebben echt het effect van een schoonmaakbeurt.'
Niet in het elitaire Naarden, maar bij de populaire Meezing Matthäus was burgemeester Patijn aanwezig. 'Met z'n vijfhonderden tegelijk heel hard "barrabam" roepen, dat is erg leuk', vertelt hij enthousiast. 'Je mag alles. Je mag bijvoorbeeld als bas met een sopraansolo meezingen. Ik heb ook veel mijn mond gehouden, want het is veel moeilijker dan je denkt. Het zijn de melodieën die je in je hoofd hebt, maar als bas moet je allerlei tegenstemmen zingen.'
Patijn is een trouw Matthäus-ganger 'Niet méér dan een keer per jaar'). Dat is gegroeid vanuit zijn Nederlands Hervormde achtergrond. Patijn: 'Ik associeer de Matthäus met harde houten bankjes, strenge teksten en bikkelharde dominees. Maar of je nu gelovig bent of niet, het is een prachtige muzikale ervaring. De Matthäus een keer meezingen, dat is een jongensdroom die ik mijn hele leven heb gekoesterd.'

WAAROM IS de Matthäus Passion uitgerekend in Nederland zo krankzinnig populair? Volgens Martin van Amerongen is het antwoord zo evident dat je er overheen kijkt. Bij de zesde druk van Zijn bliksem, zijn donder voegde hij een nieuw hoofdstukje toe waarin hij het geheim onthult: Mengelberg.
Vijfenveertig jaar lang, jaar in jaar uit, dirigeerde Mengelberg de Matthäus. In verband met verblijf in het buitenland werd hij een enkele keer vervangen of werd het stuk buiten de Lijdenstijd uitgevoerd, maar geen jaar werd overgeslagen.
In 1944 moest Mengelberg zijn stokje neerleggen. Na de oorlog kreeg hij een dirigeerverbod. Maar de Matthäus ging onverdroten voort. Eduard van Beinum nam de schoonmaak van het oratorium gezwind ter hand, hoewel hij natuurlijk wel met de erfenis van Mengelberg te maken had. Concertgebouworkest en Toonkunstkoor waren doordrenkt van de mengelbergiaanse uitvoeringstraditie. Zakelijk, nuchter en ascetisch waren de sleutelwoorden van Van Beinum. Het koor reduceerde hij via audities van 470 zangers naar 322. In de jaren zeventig ging artistiek leider Marius Flot-huis nog een stap verder. Hij forceerde een breuk met het Toonkunstkoor en nodigde Nikolaus Harnoncourt uit voor een optreden. Deze herinnert zich hoe hij zich met knikkende knieën in het hol van de leeuw begaf, maar 'iedereen was buitengewoon aardig'.
Het grappige bijeffect van Harnoncourts optreden met het Concertgebouworkest was dat het orkest opeens vele malen vooruitstrevender voor de dag kwam dan de Bachvereniging met de conservatieve De Wolff. De oude tegenstelling tussen Amsterdam en Naarden verloor haar laatste restje betekenis toen de Bachvereniging in 1997 zelf optrad in het Concertgebouw.
'Je hoeft niet christelijk of muzikaal te zijn om te weten wat zich dáár heeft afgespeeld', betoogt Kees van Houten, auteur van het boek Bach en het getal, terwijl hij met zijn vinger naar het hart van het kruis priemt dat op een grote flap-over staat getekend. 'Wij kennen allemaal de benarde positie waarin Petrus zich bevindt, zijn hachie komt in gevaar en hij weet niet wat hij moet doen.'
Ruim honderd mensen zijn afgekomen op de lezing Ich kenne des Menschen nicht - de kruisvorm in de Matthäus Passion van Bach, die twee weken voor Pasen door de Bachvereniging wordt georganiseerd. Mijn buurvrouw is een 'beginneling' op Matthäus-gebied. 'Op meditatieve momenten zie ik vaak een kruis voor me', vertelt ze, 'dus toen ik over deze lezing las heb ik onmiddellijk opgebeld.'
In kleurrijke bewoordingen schetst Van Houten hoe in Bach twee componeertradities samenkomen: het verlangen om in volkomen symmetrische proporties de goddelijke perfectie te weerspiegelen en de wil om personages van vlees en bloed neer te zetten. En wat is het wonder van de Matthäus Passion? Als je het relatief korte eerste deel dwars op het langere tweede deel plaatst, ontstaat een kruisvorm. En het genie Bach heeft dat zodanig in elkaar gepast dat op het kruispunt van de twee delen twee buitengewoon aangrijpende momenten samenvallen. De eerste keer voorspelt Jezus dat Petrus hem tot drie keer zal verraden, de tweede keer vindt het verraad daadwerkelijk plaats en moet Petrus met schaamte terugdenken aan Jezus' woorden. Waarom doet Bach zoiets? luidt de retorische vraag van Kees van Houten. Als eenvoudige musicoloog heeft hij enkele theologen geraadpleegd en het antwoord is de gebruikelijke sombere boodschap: Petrus staat symbool voor ons allemaal, omdat wij, in het groot en in het klein, Christus voortdurend verloochenen.
Aan deze dramatische slotsom is veel rekenwerk vooraf gegaan. Tot in detail heeft Van Houten het stuk gekwantificeerd. Hij illustreert zijn bevindingen muzikaal door een microfoon boven een fikse gettoblaster te hangen. Een van de toehoorders komt in de pauze naar hem toe: zijn hoofdrekenen is niet meer wat het geweest is, maar steekt er ook niet een 'wortel twee' in het kruis?
Toch gaat de belangstelling van de meeste Matthäus-liefhebbers uit naar het snijpunt van de twee balken: het dramatisch hart van het lijdensverhaal. Constant Meijers van de Meezing Matthäus: 'Het verhaal gaat over verraad, leven en dood, de keus tussen goed en kwaad. Een thematiek waarover, in onze huidige maatschappij, weinig uitgesproken opvattingen bestaan, terwijl mensen daar wel behoefte aan hebben. En dan is muziek een bevrijdende vorm. Het dilemma wordt gesteld, maar tegelijk ook gesust.'
Jettie Heemskerk van het Excelsior-koor sluit zich bij Meijers aan: 'De maatschappij heeft zich verhard en veel mensen zijn op zoek naar een emotionele verinnerlijking. In de Matthäus vinden ze een kerkelijk gevoel zonder verstrikt te raken in allerlei regels en dogma's. Alleen al het feit dat het taboe van de dood in de Matthäus wordt doorbroken, is heel belangrijk. Kijk maar wat een ridicule begrafenisrituelen er tegenwoordig worden gehouden.'
Moeten we concluderen dat Bachs meesterwerk als een pseudo-religie fungeert? Een muzikaal placebo voor de stichtende donderpreken van weleer? Burgemeester Patijn gelooft er niets van: 'Met een religieuze opleving of spirituele ervaring heeft het niets te maken. Je ziet het aan de mensen die met oude partituren onder de arm komen aanzetten. Ze komen voor de Matthäus Passion en voor niets anders.'

 

Recente publicaties: De Matthäus Passion - 100 jaar passietraditie van het Koninklijk Concertgebouworkest. Uitgeverij Toth. Een huivering van eerbied - Het Toonkunstkoor Amsterdam zingt 100 jaar de Matthäus Passion. Uitgeverij Trouw.

[ terug ]